De Bijbel – deel 4 van 6

0
256
Veel kunnen wij leren van hoe Jezus de Schriften zag en hoe Hij daarmee omging!

Lezen: Matthéüs 4:1-11

Vers voor vandaag: “Gij dwaalt, want gij kent de Schriften niet.” (Matthéüs 22:29a)

Hoe Jezus de Bijbel zag
Gisteren hebben wij stilgestaan bij het feit dat God mensen geleid en geïnspireerd heeft om de Bijbel te schrijven. Een klein stukje van de Bijbel heeft God met eigen hand geschreven. “En de Here gaf mij (Mozes) de twee stenen tafelen, beschreven met de vinger Gods, waarop al de woorden stonden, die de Here op de berg tot u (de Israëlieten) gesproken had uit het midden van het vuur.” (Deuteronomium 9:10)

Veel kunnen wij leren van hoe Jezus de Schriften zag en hoe Hij daarmee omging.
Direct aan het begin van Zijn openbare leven werd Jezus door de Geest naar de woestijn geleid om verzocht te worden door de duivel. Hij pareerde die aanval met de volgende woorden: “Er staat geschreven: Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit de mond Gods uitgaat.” (Matthéüs 4:4) Dat was een aanhaling uit het Oude Testament (Deuteronomium 8:3).

Bovenstaand vers laat zien dat Jezus de Schriften goed kende. Zonder voorbereiding en zonder lang na te denken haalde Hij een gedeelte aan uit het Oude Testament. Dat laat zien hoe belangrijk de Schriften voor Hem waren. Verder introduceerde Hij dat gedeelte met de woorden: “Er staat geschreven.” Dat spreekt over de autoriteit die Jezus de Schriften toekende. Het is alsof Hij zeggen wilde: het staat vast; er valt niet aan te tornen; dit is de waarheid. Ten slotte zegt Jezus, dat de mens moet leven van alle woorden die God gesproken heeft. Zonder uitzondering zijn alle woorden van God van levensbelang.

Interessant is ook dat Jezus personen en gebeurtenissen uit het Oude Testament aanhaalt en die passages als feitelijk waar en accuraat weergegeven bespreekt.
Mozes – Matthéüs 8:4
Abraham, Isaäk en Jakob – Matthéüs 8:11
Sodom en Gomorra – Matthéüs 10:15
Jesaja – Matthéüs 12:17
Jona – Matthéüs 12:40
Elia – Matthéüs 17:11,12
Adam en Eva – Matthéüs 19:3-5
Abel en Zacharias – Matthéüs 23:35
Daniël – Matthéüs 24:15
Noach en de zondvloed – Matthéüs 24:38,39

Het is duidelijk dat Jezus geloofde dat God de bron is van alle Geschriften en dat de Schriften daarom gezag hebben. Ook kunnen wij van Jezus leren dat het Woord van God levend is; dat wil zeggen toepasbaar. We kunnen en moeten er iets mee doen. Als wij de Bijbel aanvaarden als het Woord van God, dan kan de Bijbel werkelijk een lamp voor onze voet zijn en een licht op ons pad (Psalm 119:105). Doen wij dat niet, dan doen wij onszelf tekort. Dan kan de Bijbel niet méér zijn dan een boek met interessante voorbeelden, dat ons leven nooit werkelijk verrijken en beïnvloeden kan.

Toepassing: Als het goed is hebt u gisteren opgeschreven hoe u de Bijbel ziet en welk gezag u de Bijbel toekent in uw leven. Lees nog eens wat u hebt opgeschreven en probeer zo mogelijk nog directer en kernachtiger te zijn.

Gebed: Heer, dank U voor het voorbeeld van Jezus in Zijn omgang met Uw Schriften. Amen.

© Maximum Life