Lezen: 1 Petrus 2:1-10
Vers voor vandaag: “Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht: u, eens niet zijn volk, nu echter Gods volk, eens zonder ontferming, nu in zijn ontferming aangenomen.” (1 Petrus 2:9,10)
De roeping van de Gemeente
Het Griekse woord ecclesia, waar onze woorden gemeente of kerk uit afgeleid zijn, betekent: eruit geroepen. Dat wil zeggen dat het hier gaat om een groep mensen die uit een negatieve situatie zijn geroepen tot een positief heil en een belangrijke opdracht.
Wat is die negatieve situatie en wat is het positieve heil?
Geroepen uit … ?
1. Een verkeerd geslacht.
“Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht.” (Handelingen 2:40b – zie ook Filippenzen 2:15)
2. Een zondige wereld.
“Jezus Christus, die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, om ons te trekken uit de tegenwoordige boze wereld.” (Galaten 1:4a – zie ook Johannes 15:19)
3. De komende toorn.
“Jezus, die ons verlost van de komende toorn.” (1 Thessalonicenzen 1:10b – zie ook Johannes 3:36)
Geroepen tot … (dat wil zeggen: om te zijn)?
1. Gods eigendom.
“Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom.” (1 Petrus 2:9a)
2. Gods kudde.
“Hoedt de kudde Gods. En wanneer de opperherder verschijnt, zult gij de onverwelkelijke krans der heerlijkheid verwerven.” (1 Petrus 5:2a,4)
3. Het lichaam van Christus.
“Gij nu zijt het lichaam van Christus en ieder voor zijn deel leden.” (1 Corinthiërs 12:27)
4. De bruid van het Lam.
“Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn gemeente heeft liefgehad.” (Efeziërs 5:25a – zie ook Openbaring 19:6-10)
5. Heiligheid.
“Christus heeft Zich voor haar overgegeven, om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord, en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zo dat zij heilig is en onbesmet.” (Efeziërs 5:25,26,27)
6. Een fundament van waarheid.
“Het huis Gods, dat is de gemeente van de levende God, een pijler en fundament der waarheid.” (1 Timótheüs 3:15b)
7. Zijn vertegenwoordiging op aarde.
“Om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht: u, eens niet zijn volk, nu echter Gods volk, eens zonder ontferming, nu in zijn ontferming aangenomen.” (1 Petrus 2:9b,10 – zie ook Matthéüs 5:14 en 2 Corinthiërs 5:20)
Toepassing: Kijk eens naar bovenstaande zeven punten. En stel uzelf bij ieder punt de vraag: Zie ik mijzelf als ……………….? Wat zijn hierin persoonlijke lessen voor u?
Gebed: Heer, dank U dat ik deel mag zijn van Uw lichaam. Amen.
© Maximum Life