De grote profeten – deel 4 van 5

0
249
Ezechiël – een bewaker van Gods Woord!

Lezen: Ezechiël 3:16-21

Vers voor vandaag: “Maar gij, spreek mijn woorden tot hen, of zij horen dan wel het nalaten . . .” (Ezechiël 2:7a)

Jesaja en Jeremia profeteerden in het koninkrijk van Juda. Ze probeerden de leiders en het volk te overtuigen om zich tot God te keren om zo de aanstaande straf te ontgaan. Omdat hun dramatische oproep geen gehoor vond (overigens waren de profeten Micha, Nahum, Zefanja en Habakuk ook actief in die tijd) gaf God het volk van Juda voor zeventig jaar over in Babylonische gevangenschap. Ezechiël en Daniël waren tijdgenoten van elkaar die God als leiders en profeten gebruikte tijdens de Babylonische gevangenschap.

Ezechiël – een bewaker van Gods Woord
Koning Nebukadnezar van Babylon vernietigde Jeruzalem in drie fasen. Eerst werd in 605 voor Christus één groep gevangenen naar Babylon gevoerd. Daniël en zijn vrienden behoorden tot deze eerste groep. In 597 volgden nog eens tienduizend gevangenen, onder wie koning Jojakim en Ezechiël. In 586 werd de stad Jeruzalem met de grond gelijk gemaakt.

Ezechiël (zijn naam betekent: ‘God geeft kracht’) was een priester. Hij werd, in een fantastisch visioen (1:4-28), door God geroepen en aangesteld als Zijn wachter (3:17), de geestelijke bewaker van de openbaringen van God. “Ik zend u tot de Israëlieten, de opstandige volken die tegen Mij in opstand gekomen zijn; zij en hun vaderen zijn van Mij afgevallen tot op deze eigen dag; zelfs de kinderen zijn stug van aangezicht en verstokt van hart.” (2:3b,4a)

In de vorige studie hebben wij gezien dat de Joden die achtergelaten werden in Jeruzalem door hun ellende tot inkeer kwamen en God opnieuw begonnen te zoeken. Kennelijk was de ellende voor hen die weggevoerd werden in ballingschap nog niet groot genoeg. Zij bleven weerbarstig.
Ontroerend is echter dat God niet opgaf (en niet opgeeft). Hij strafte de afvalligen hard, maar Hij bleef verlangen naar hun inkeer. Zo is onze God. Wat er ook gebeurt, Hij blijft uitzien naar een persoonlijke relatie met Zijn schepselen.

De boodschap van het boek kan als volgt worden samengevat:
1. De roeping van Ezechiël (hoofdstukken 1-3).
2. De zonden van Israël en het oordeel dat daarop zal volgen (hoofdstukken 4-24).
Deze profetieën werden vervuld in 586 voor Christus met de verwoesting van Jeruzalem.
3. Profetieën aangaande de volkeren rondom Juda (hoofdstukken 25-32).
Algemeen wordt aangenomen dat hoofdstuk 28:11-19 verwijst naar de val van satan.
4. Profetieën over de toekomst van het volk van Israël en de wereld (hoofdstukken 33-48).
In Ezechiël 33:21 kunnen wij lezen dat Ezechiël het bericht kreeg dat de stad Jeruzalem gevallen was. Daarmee waren zijn profetieën aangaande de stad vervuld. Het betekende een keerpunt in de bediening van Ezechiël. Vanaf dat moment richtten zijn profetieën zich op toekomstige zegeningen.

De laatste hoofdstukken van dit boek hebben een eschatologisch karakter. In beeldrijke taal worden toekomstige gebeurtenissen geschilderd. Heel bekend is hoofdstuk 37 waar, aan de hand van een beeld van dode beenderen die tot leven komen, de herrijzenis van Israël wordt beschreven.

Toepassing: Het bijbelgedeelte van vandaag geeft in niet mis te verstane woorden de verantwoording van Ezechiël weer. Ziet u parallellen met de verantwoording die wij hebben?

Gebed: Heer, help mij om een goede ‘bewaker’ van Uw Woord te zijn. Amen.

© Maximum Life