Lezen: Ezra 1:1-11
Vers voor vandaag: “Want Gij, o Here, zijt goed en gaarne vergevend, rijk in goedertierenheid voor allen die U aanroepen.” (Psalm 86:5)
Het noordelijke tien-stammenrijk Israël was in ballingschap naar Assyrië gegaan, zonder daar ooit uit terug te keren. Het zuidelijke twee-stammenrijk Juda viel meer dan honderd jaar later in handen van Babylon. Ook zij werden in ballingschap gevoerd, maar na 70 jaar mocht het volk in drie groepen weer terugkeren, precies zoals de profeet Jeremia voorzien had. Het beste is om als introductie op het boek Ezra de Bijbel zelf aan het woord te laten. In 2 Kronieken 36:11-21 staat een heel duidelijk, maar ook triest verslag van de gebeurtenissen:
De leider
Zedekia was eenentwintig jaar oud, toen hij koning werd, en hij regeerde elf jaar in Jeruzalem.
Het probleem
1. Hij deed wat kwaad is in de ogen van de Here, zijn God. Hij verootmoedigde zich niet voor de profeet Jeremia, die in opdracht van de Here sprak.
2. Ook kwam hij in opstand tegen koning Nebukadnezar, die hem bij God een eed had doen afleggen.
3. Hij verhardde zijn nek en verstokte zijn hart, zodat hij zich niet bekeerde tot de Here, de God van Israël.
4. Eveneens maakten al de oversten van de priesters en het volk zich voortdurend aan ontrouw schuldig, naar al de gruwelen der volken; zij maakten het huis des Heren onrein, dat Hij in Jeruzalem geheiligd had.
Gods pogingen
De Here, de God hunner vaderen, zond wel zijn boden tot hen, vroeg en laat, want Hij ontfermde Zich over zijn volk en zijn woning, maar zij bespotten de boden Gods, verachtten zijn woorden en hoonden zijn profeten, totdat de gramschap des Heren zich zozeer tegen zijn volk verhief, dat geen herstel meer mogelijk was.
De straf
1. Hij deed de koning der Chaldeeën (het Nieuw-Babylonische Rijk) tegen hen optrekken.
2. Deze doodde hun jongelingen met het zwaard in hun heiligdom, en hij spaarde jongeling noch maagd, oude noch grijsaard; alles gaf Hij in zijn macht.
3. Al het gerei van het huis Gods, het grote en het kleine, de schatten van het huis des Heren en de schatten van de koning en van zijn vorsten, alles bracht hij naar Babel.
4. Zij verbrandden het huis Gods en braken de muur van Jeruzalem af; al zijn paleizen verbrandden zij met vuur en alle kostbaarheden vernietigden zij.
5. Ook voerde hij hen die aan het zwaard ontkomen waren naar Babel, en zij werden hem en zijn koninkrijk tot slaven, totdat het koninkrijk van Perzië de heerschappij verkreeg; – om het woord des Heren, door Jeremia verkondigd (Jeremia 25:11b), in vervulling te doen gaan: totdat het land zijn sabbatsjaren vergoed gekregen heeft. Al de dagen die het woest lag heeft het gerust, om zeventig jaar vol te maken.
Toepassing: Schuld en boete zijn zo duidelijk in dit bijbelgedeelte. God is geduldig; als wij afdwalen, onderneemt Hij pogingen om ons tot inkeer te brengen. Als we ook dan niet luisteren willen, zal Hij ons straffen om ons te helpen.
Gebed: Heer, geef mij ontzag voor Uw toorn. Amen.
© Maximum Life