Historische Boeken – deel 4 van 6

0
238
Niet ú hebben zij verworpen, maar Mij hebben zij verworpen!

Lezen: 1 Samuël 8:1-22

Vers voor vandaag: “Niet ú hebben zij verworpen, maar Mij hebben zij verworpen, dat Ik geen koning over hen zou zijn.” (1 Samuël 8:7b)

1 en 2 Samuël
In de Hebreeuwse Bijbel waren 1 en 2 Samuël één boek. De boeken beginnen bij het einde van de tijd van de richteren en eindigen met het einde van het koningschap van David. Ze geven een gedetailleerde beschrijving van het begin van het koningschap. De beide boeken beschrijven zo’n 100 jaar van de geschiedenis van Israël.

Waarschijnlijk heeft Samuël zelf een deel van het eerste boek geschreven. De gebeurtenissen na 1 Samuël 25:1, waar staat: “Samuël stierf”, hebben echter na de dood van Samuël plaatsgevonden. Het is niet bekend wie de schrijver daarvan is.

Het eerste boek Samuël begint met een beschrijving van de bijzondere geboorte van Samuël en zijn jonge jaren in het huis van de priester Eli.
Toen Samuël volwassen werd zagen de mensen in hem hun nieuwe geestelijke leider: “En geheel Israël van Dan tot Berseba kwam tot de erkenning, dat aan Samuël door de Here het ambt van profeet was toevertrouwd.” (1 Samuël 3:20) Een mooie roeping was dat.

Op het einde van zijn leven speelde Samuël, tegen wil en dank, een belangrijke rol in het uitroepen van het koningschap. Zijn beide zoons, die hij had aangesteld als nieuwe richters over Israël, waren zo corrupt dat het volk bij hem aandrong op een koning. Alhoewel Samuël zich daar aanvankelijk tegen verzette maakte God hem duidelijk dat de keuze van een koning niet primair tegen hem (en zijn zoons) was gericht, maar tegen God Zelf. “Niet ú hebben zij verworpen, maar Mij hebben zij verworpen, dat Ik geen koning over hen zou zijn.” (1 Samuël 8:7b) Een zwakke theocratie veranderde zo in een twijfelachtige monarchie.

In 1 Samuël en 2 Samuël vinden wij drie hoofdpersonen:
1. Samuël – Voordat hij Saul tot koning zalfde was hij de richter van Israël. Hij was dus priester, profeet en iemand met koninklijk gezag. Pas bij de komst van Jezus waren deze drie titels weer van toepassing op één persoon.
2. Saul – De opkomst en de ondergang van Saul – de eerste koning in Israël – vormen een goed beeld van de natie als geheel. Zó volk zó leider, zó leider zó volk.
3. David – Zijn goede daden en zonden worden gedetailleerd beschreven. Toch wordt hij een man naar Gods hart genoemd. Het verschil tussen David en Saul ligt in hun houding tegenover God.

Indeling van beide boeken (gezien als één geheel)
A. Samuël als hoofdpersoon (1 Samuël 1:1-7:17)
B. Saul als hoofdpersoon (1 Samuël 8:1-15:35 en 31:1-13)
C. David als hoofdpersoon (1 Samuël 16:1-30:31)
D. David de koning (2 Samuël 1:1-10:19)
E. Davids koningschap in crisis (2 Samuël 11:1-20-26)
F. De laatste dagen van David (2 Samuël 21:1-24:25)

Toepassing: Waarom zou David een man naar Gods hart genoemd worden? Bent u een man of een vrouw naar Gods hart?

Gebed: Heer, ik verlang ernaar om een persoon te zijn naar Uw hart. Amen.

© Maximum Life