Lezen: Lucas 8:26-39
Vers voor vandaag: “Ga weg, satan!” (Matthéüs 4:10a)
Jezus en de duivel
Vandaag beginnen wij aan een korte serie over een onderwerp – of beter gezegd een persoon – waar velen van ons niet goed raad mee weten: de duivel. Sommige christenen zijn zo bang voor satan dat ze de gedachte aan hem volkomen negeren en soms zelfs zo ver gaan om zijn bestaan te ontkennen. Anderen zien het werk van satan overal en in alles en geven hem zodoende teveel aandacht en teveel ‘eer’.
De persoon in de Bijbel die het meest over satan te zeggen heeft is Jezus Christus. Hij geloofde in het bestaan van de duivel. Hij nam de verwoestende kracht van de tegenpartij serieus. Tegelijkertijd demonstreerde Hij zijn superioriteit over de duivel en leefde Hij vanuit de overwinning over satan.
Er zijn veel gedeelten in de Evangeliën waar Jezus openlijk over satan spreekt. Bovendien staan de Evangeliën vol met verhalen van Zijn voortdurende conflict met de duivel, een conflict dat zijn dramatische climax bereikte op het kruis van Golgotha (daarover meer in deel 4).
Laten wij eens een aantal (van de vele) bijbelgedeelten aanhalen die spreken over de confrontatie tussen Jezus en de duivel.
De verzoeking in de woestijn (Matthéüs 4:1-11)
Toen Jezus nog voor zijn openbare bediening door de Geest naar de woestijn werd geleid was satan er als de kippen bij. Hij zag en erkende in Jezus de grote bedreiging voor zijn heerschappij in dit universum en probeerde Jezus met vrome, zoete woorden te lijmen. Toen Jezus daar niet op inging gaf de duivel niet op. Hij bleef terugkomen. Tot drie keer toe probeerde hij Jezus te verleiden. Uiteindelijk zei Jezus duidelijk, direct en met gezag: “Ga weg satan!” Toen liet satan Hem met rust.
Onreine geesten erkennen de Godheid van Jezus (Marcus 3:7-12)
Opmerkelijk is dat onreine geesten die in mensen woonden geen enkele moeite hadden om Jezus te aanvaarden zoals Hij was – de Zoon van God. Dit in tegenstelling tot veel mensen, in het bijzonder de geestelijke leiders.
De genezing van een bezetene (Lucas 8:26-39)
Ook de talrijke geesten die de arme man, waarover wij lezen in het Lucas Evangelie, in bezit hadden genomen wisten precies wie Jezus was. Jezus demonstreerde Zijn absolute macht over satan door een legioen geesten met een paar woorden uit te drijven. De genezen man was zo dankbaar dat hij een evangelist werd. “Hij ging de gehele stad door verkondigen al wat Jezus hem gedaan had” (Lucas 8:39).
Jezus en Beëlzebul (Matthéüs 12:22-37)
Zó groot was de macht van Jezus over boze geesten dat de Farizeeën tot de conclusie kwamen, dat Jezus zelf een boze geest moest zijn die door de macht van het ‘opperhoofd’ van boosheid, Beëlzebul, de mindere geesten uitdreef. In niet mis te verstane woorden legde Jezus uit dat Hij door de Geest Gods de boze geesten uitdrijft.
Toepassing: Als satan ons lastig valt mogen wij in de naam van Jezus met autoriteit tegen hem zeggen: “Ga weg satan!” Ook wij zullen dan ervaren dat satan ons met rust zal laten, net zoals hij Jezus met rust liet in de woestijn. Hebt u dat zo wel eens ervaren?
Gebed: Heer Jezus, dank U dat U de macht van satan gebroken hebt en dat ik veilig ben als ik dicht bij U blijf. Amen.
© Maximum Life