Vasten – deel 1 van 4

0
215
Vasten = God zoeken

Lezen: 2 Kronieken 20:1-30

Vers voor vandaag: “Hij riep voor geheel Juda een vasten uit, en Juda kwam bijeen om hulp te zoeken bij de Here; ja, men kwam uit al de steden van Juda om de Here te zoeken.” (2 Kronieken 20:3b,4)

In het Rooms-Katholieke gezin waarin ik ben opgegroeid werd op ‘Aswoensdag’, na de uitbundige carnavalsdagen het vasten ingeluid. Voor ons kinderen betekende dit dat wij door de week geen snoep mochten eten. Wij bewaarden lekkernijen die wij ontvingen in blikken trommeltjes om ons daar ’s zondags tegoed aan te doen. Volwassenen aten in die tijd geen vlees. Vandaag, veertig dagen voor Pasen (de zondagen tellen niet mee), beginnen wij met een serie overdenkingen over de betekenis van het vasten. Wij willen kijken naar bijbelse voorbeelden en stilstaan bij praktische suggesties ten aanzien van vasten in onze tijd.

Door Leo Habets

God zoeken
In 2 Kronieken hoofdstuk 20 kunnen wij lezen dat koning Josafat geconfronteerd werd met een onmogelijke situatie: “Daarna geschiedde het, dat de Moabieten, de Ammonieten en met hen een deel van de Mennieten tegen Josafat ten strijde trokken. Men kwam Josafat melden: Een grote menigte is tegen u opgetrokken van de overkant der zee, uit Aram.” (20:1,2a)
Paniek in de tent. Koning Josafat werd bang en besloot zijn nood bij de Heer te brengen en Hem te vragen uitkomst te geven. En niet alleen ging hij persoonlijk tot de Heer, hij riep een vasten uit voor het hele volk. Bovendien liet hij het hele volk samenkomen om het aangezicht van de Heer te zoeken. Mannen en vrouwen, jong en oud, ze kwamen allemaal. “Men kwam uit al de steden van Juda om de Here te zoeken.” (20:4b) Wat een voorbeeld voor leiders en politici.

Koning Josafat sprak het volk toe met een gebed tot de Heer. Hij herinnerde God aan Zijn handelen met het volk van Israël en legde vrijmoedig zijn hand op beloften van God. Ook maakte hij hun nood bekend aan God. In duidelijke woorden vertelde hij God wat de beangstigende realiteit was: “Wij immers zijn niet opgewassen tegen deze grote menigte die tegen ons is opgerukt, en wij weten niet, wat wij doen moeten, maar op U zijn onze ogen gevestigd.” (20:12b)

Altijd als iemand (of een groep mensen) op een dergelijke oprechte en indringende manier God zoekt zal God zich laten vinden. Zó ook in deze situatie. De Geest van God viel op de Leviet Jachaziël. Hij ontving bemoedigende woorden van God voor de hele gemeente: “Weest niet bevreesd en wordt niet verschrikt voor deze grote menigte, want het is geen strijd van u, maar van God. Morgen moet gij tegen hen oprukken; wanneer zij de helling van Ziz bestegen hebben, zult gij hen aantreffen aan het einde van het beekdal voor de woestijn van Jeruel. Niet gij zult hierbij behoeven te strijden: stelt u op, blijft staan, dan zult gij zien, dat de Here u de overwinning geeft. Juda en Jeruzalem, weest niet bevreesd en wordt niet verschrikt; morgen moet gij tegen hen uittrekken, de Here is met u.” (20:15b-17) Heel mooie woorden, die echter alleen betekenis hebben als ze aanvaard en geloofd worden. Koning Josafat geloofde dat de woorden van de Leviet Jachaziël van God kwamen. Hij wierp zich op de grond om God te aanbidden. De volgende dag zette hij zijn geloof om in daden. Hij stelde zangers op VOOR het leger om de Heer te loven en te prijzen. Op dat moment van absoluut vertrouwen in God greep God in. Op een wonderlijke manier gaf Hij de totale overwinning.

Alhoewel het woordje vasten in het bijbelgedeelte van vandaag maar één keer voorkomt ben ik ervan overtuigd, dat in dat ene woordje de sleutel ligt voor Gods ingrijpen. Of, om het anders te zeggen: vasten = God zoeken. Daarover morgen meer.

Toepassing: Schrijf aan het begin van deze serie eens op hoe u denkt over vasten.

Gebed: Heer, dank U dat ik meer mag gaan leren over het zoeken van U. Amen.

© Maximum Life