‘Brits koningshuis terug uit “ballingschap”’

0
227
Tot nu toe heeft geen enkel lid van het Britse koningshuis een officieel bezoek aan Israël gebracht. Maar nu komt deze ‘ballingschap’ tot een einde, toepasselijk genoeg, na zeventig jaar; de periode die de Joden vroeger in Babylon doorbrachten.

Door Charles Gardner

Prins William, de kleinzoon van de koningin en tweede in de lijn van de troon, bezoekt het land kort na de viering van de zeventigste verjaring van de Joodse Staat. Naar verwachting valt de genoemde viering samen met de controversiële verhuizing van de Amerikaanse ambassade van Tel Aviv naar Jeruzalem. Bij het historische bezoek zal hij ook Jordanië en de Palestijnse gebieden bezoeken.

De langdurige ballingschap van het Britse koningshuis uit de moderne Joodse Staat is misschien complex, maar het lijkt een weerspiegeling te zijn van het buitenlands beleid. Dit beleid komt in het algemeen neer op tegemoetkoming aan omliggende Arabische naties.
Vorig jaar werd er een bezoek van prins Charles, de troonopvolger, naar verluidt afgelast door de Royal Visits Committee. De reden hiervoor was dat het ‘Arabische naties in de regio die regelmatig het Britse koningshuis ontvangen, van streek zou brengen’.

De koninklijke familie heeft van oudsher Israëlische uitnodigingen voor officiële staatsbezoeken altijd afgewezen. Individuele leden hebben het land wel op persoonlijke titel bezocht.

Hoewel de koningin meer dan de meesten van ons de wereld heeft bereisd, heeft ze nooit een voet in Israël gezet. Terwijl in dit het land het christelijke geloof is geboren, dat de koningin zo vurig volgt. Prins Filips enige reis naar Israël was in 1994. Hij woonde toen een ceremonie bij ter nagedachtenis aan zijn moeder, prinses Alice; zij ligt begraven op de Olijfberg van Jeruzalem.

Prins Charles heeft twee keer een bezoek gebracht. Zowel om staatsbegrafenissen bij te wonen als om zijn lang bestaande wens te vervullen: hij wilde het graf van zijn grootmoeder bezoeken. Deze bezoeken werden niet beschouwd als officiële bezoeken.

Voor de 35 jaar oude hertog van Cambridge zal het de bekendste en politiek meest gevoelige reis zijn die hij ooit maakt. Ik vermoed dat ook hij het graf van zijn overgrootmoeder wil bezoeken, dat door het Yad Vashem Holocaustmuseum van Jeruzalem wordt erkend als ‘rechtvaardige onder de naties’. Prinses Alice heeft tijdens de oorlog namelijk een Joodse familie gered.

Als Prinses van Griekenland verstopte ze de Joodse weduwe Rachel Cohen en twee van haar vijf kinderen in haar huis. De echtgenoot van Rachel had in 1913 koning George I van Griekenland geholpen. In ruil daarvoor bood de koning hem alle diensten die hij kon leveren, mocht hij het ooit nodig hebben. Toen de nazi-dreiging uitbrak, herinnerde zijn zoon zich deze belofte en deed een beroep op de prinses. Die kwam de belofte van haar vader naar behoren na.

Het was voor de koningin ongetwijfeld niet mogelijk om de Joodse Staat te bezoeken. Maar zij zet zich in door een loyale, consequente en uitstekende ambassadeur te blijven voor de Joodse Messias, die ze met onsterfelijke toewijding vereert.

Nu de ballingschap van officiële Britse koninklijke bezoeken aan het Heilige Land eindelijk voorbij is, bid ik dat onze politieke, diplomatieke en geestelijke relatie met Israël nieuwe hoogten van begrip en steun zullen bereiken en zo een zegen brengen op ons eigen geteisterde land, dat wordt geplaagd door een interne strijd over de Brexit, naast bedreigingen voor onze vrijheid van extreem links en extreem rechts.

We hebben Israël al lang genoeg verraden in haar tijd van nood. Honderd jaar geleden kregen we het grote voorrecht om de Joden te herstellen in hun oude land, via een internationaal verdrag (in San Remo in 1920) dat hun recht op een dergelijk grondgebied erkende.

Maar vanwege de Arabische oppositie, aangezwengeld door rellen en bloedbaden, traden wij terug en hebben wij onze nobele roeping dus niet volledig uitgevoerd. Tot op vandaag blijven we diegenen plezieren die de meeste herrie en bedreigingen hebben veroorzaakt. We hebben ons zelfs laten meevoeren door Palestijnse propaganda – ondersteund door de Verenigde Naties – die de Joodse banden met Jeruzalem en het Beloofde Land in zijn geheel, bagatelliseert.

Schandalig genoeg weigerden we het voorbeeld van president Trump te volgen; Jeruzalem te erkennen als de hoofdstad van Israël. De stad is al 3.500 jaar onderdeel geweest van de Joodse geschiedenis, terwijl de Palestijnen pas de afgelopen decennia als volk werden erkend.

In feite was er nog niet zo lang geleden een tijd dat de Arabieren weigerden bekend te staan als Palestijnen. Toen 30.000 Joden, samen met een paar honderd Arabieren, tijdens de Tweede Wereldoorlog als vrijwilligers dienden in het Britse leger, mochten ze een ‘Palestijns’ insigne dragen. Maar de Arabieren wilden het niet dragen: ‘Wij zijn geen Palestijnen; wij zijn Arabieren’, antwoordden ze.

De vieringen die zeventig jaar na de wedergeboorte van Israël op 14 mei 1948 zullen worden gevierd, zijn van bijzonder groot belang. Het cijfer zeventig heeft immers een bijzondere betekenis in de Bijbel, waarvan de ballingschap in Babylon slechts één voorbeeld was.
Aan de andere kant maakt het sommige experts bezorgd. Want ondanks zijn lange geschiedenis in het land, is Israël slechts drie keer een verenigde, volledig soevereine staat geweest (bijvoorbeeld niet bezet door buitenlandse legers), met een gemiddelde duur van zeventig jaar tot nu toe!

Maar het feit dat de grote verjaardag samenvalt met de verhuizing van de Amerikaanse ambassade naar Jeruzalem, gevolgd door een officieel bezoek van het Britse koningshuis, is zowel intrigerend als bemoedigend.

Ik realiseer me dat we nu in een seculier-humanistische omgeving leven. Politici en diplomaten zouden er echter goed aan doen, ekening te houden met Gods woord aan Abraham: ‘Ik zal zegenen die u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken…’ (Genesis 12:3, Numeri 24:9)

Nog verontrustender is de strenge waarschuwing van Jesaja: ‘Want het volk of koninkrijk die u niet willen dienen, zullen te gronde gaan; en die volken zullen zeker verwoest worden’. (Jesaja 60:12)

De verantwoordelijkheid voor het geluk of ongeluk van Groot-Brittannië, zal onontkoombaar veel te maken hebben met de manier waarop wij Israël behandelen.
We staan op een kruispunt. Hier hebben we een prachtige kans om de Joden te zegenen – om met hen samen te werken aan een vreedzame toekomst in het Midden-Oosten – of hen tegen te werken door toe te geven aan hun vijanden, zoals we al een groot deel van de vorige eeuw hebben gedaan.

Welke kant gaan we op? Zullen we in geloof naar voren treden – en de God van Israël eren – of bezwijken we voor de angst voor de gevolgen als we voor Israël zouden kiezen?