Evangelieprediking is trouwens geen recht, maar een plicht, constateert Stier. “Er is wel een plicht van spreken, maar geen recht van spreken.” In dat verband verwijst hij naar Paulus, die ooit de gemeente en daarmee in feite God zelf vervolgde. “Het gaat niet om de boodschapper, wiens aardse leven als gras voorbij zal zijn, het gaat om het eeuwig blijvende Woord. Dat als ‘onvergankelijk zaad’ tot wedergeboorte leidt.” Paulus wist schuldig te staan tegenover zowel Grieken als niet-Grieken, zegt hij in Romeinen 1:14.
Behalve een Bijbelse heeft Stier ook een (eigenlijk daaruit afgeleide) praktische argumentatie, waarvoor hij onder meer het boek ‘Bloed aan mijn handen’ van dr. Michael Brown citeert. Die constateerde dat wereldwijd (ook in Israël) de grote meerderheid van Messias belijdende Joden door het getuigenis van christenen uit de heidenen tot geloof kwam. “Is hun geloof ongeldig, omdat zijn het Evangelie uit een ‘verkeerde mond’ hebben vernomen? Wat een onzinnige gedachte”, schrijft Stier.
Omdat Joden overal ter wereld wonen, horen zij volgens Brown het Woord der Waarheid al gauw van niet-Joden. ‘En dat niet alleen, het is een heilige schuld, die christenen uit de heidenen ten opzichte van Joden hebben.’
Er is volgens Stier geen Bijbels draagvlak om als gelovigen uit de heidenen expliciet de Joden het evangelie te onthouden. “Het is een daad van liefdeloosheid”, schrijft hij. Het mooiste is volgens hem het Joodse volk de eigen Evangelist terug te geven: “Het eeuwige, onvergankelijke en levendmakende Woord van God, dat het – onder inspiratie van Gods Geest – mocht optekenen.”