De begraafplaats is gelegen aan de rand van de kuststad Askelon en kan volgens wetenschappers gedateerd worden op de 10e eeuw voor Christus. Ongeveer 100 medewerkers hebben daar, onder leiding van archeologie Professor Daniel Masters van het evangelische Wheaton College, tot begin juli 145 skeletten uit twee tot drie meter diepe kuilen opgegraven. Volgens de Duitse Israël expert Alexander Schick is de begraafplaats een belangrijke ontdekking, omdat het voor het eerst duidelijk is dat het om een Filistijnse plaats gaat.
Een bewijs voor de bijbelse geschiedenis is de vondst echter niet: “De begraafplaats bevestigt noch weerlegt de bijbel. Dat de Filistijnen daar woonden was al lang bekend.” De skeletten leveren ons echter veel informatie, bijvoorbeeld over hun voeding, zei Schick. Het blijkt dat de Filistijnen honden en varkens hebben gegeten. Maar volgens Schick is het nog steeds niet bekend welke goden zij hebben aanbeden.
Enkele vondsten uit de graven, uitgezonderd skeletten, zijn sinds 10 juli in het Jeruzalem Rockefeller Museum tentoongesteld. De opgravingen aan de rand van Askelon zijn 31 jaar geleden, onder leiding van de Amerikaanse archeoloog Lawrence Stager, begonnen en zijn nu afgesloten. De vondsten worden nu verder geanalyseerd.