Uw mening: 049-Moeten christenen actief betrokken zijn bij het ‘thuisbrengen’ van Joden?
Volgens Stier moet onderscheid worden gemaakt tussen de huidige terugkeer, die wel door God is voorzien, en de door Hem beloofde toekomstige terugkeer ná Christus’ wederkomst. “Wie dat betrekkelijk eenvoudige onderscheid maakt, raakt niet snel verstrikt in allerlei eindtijdscenario’s.” Er bestaat een wirwar van claims, zowel zionistische als seculiere. Maar er zijn redenen genoeg om in het licht van Gods Woord feit en fictie omtrent de landsbelofte te onderscheiden, zegt Stier. “Sommige christenen hebben alleen oog voor de verbintenis tussen volk en land van Israël. Zij duiden de huidige keer naar het land aan met ‘thuiskomen’. Maar de gelijkenis van ‘de verloren zoon’ in Lukas 15 laat zien dat de weggelopen zoon eerst met de vader verzoend moest worden, alvorens er van ‘thuiskomst’ sprake kon zijn.”
Abraham
Stier zegt dat de Heer het land niet ongelimiteerd aan Abraham en zijn nageslacht in bezit gaf. Hij Zelf blijft namelijk de ultieme eigenaar van Zijn schepping en Hij bepaalt de regels voor het beheer van het land door Israël. Omdat het volk, ondanks waarschuwingen door profeten, zich niet aan Zijn voorwaarden hield, was ballingschap het onvermijdelijke gevolg.
Het betekent niet dat God als gevolg van Israëls ongeloof (het volk aanvaardde Christus niet) Zijn belofte niet kan waarmaken. Voor de uiteindelijke vervulling van de verbondsbelofte omtrent het land staat de Heer volgens Stier Zelf garant.
In het blad staat ook dat de (uit heidenen en Joden bestaande) Gemeente van Christus, die Hij nu bouwt, een tijdelijke nieuwe wending in het heilsplan betekent. “Israël is niet de Gemeente en de Gemeente is niet Israël. De Gemeente is ook niet in de plaats van Israël gekomen, waardoor Israël als volk zou hebben afgedaan (vervangingstheologie)”, schrijft Christian Stier elders. Hij wijst er op dat aan Israël in het Messiaanse rijk een aards en aan de Gemeente een hemels koninkrijk wordt gegeven.
Holocaust
Nergens in het Nieuwe Testament komt de oproep tot terugkeer naar het beloofde land voor, meldt Ton Stier in de special, waaraan tal van auteurs meewerkten. “De voorwaarde tot die belofte is bekering.”
Veel visies volgen het gedachtegoed van religieuze zionisten, waarin 1948 als start van een proces wordt gezien. Daarvoor dient dan onder meer een volgens het blad totaal onjuiste uitleg van Ezechiël 37: het dal met dorre doodsbeenderen die tot leven komen.
De verschrikkelijke holocaust was wel een voorbode van de uitkomst van die profetie, maar kan niet worden gezien als de definitieve vervulling, meldt het blad. Christian Stier verwijst daarvoor naar de verzen 13 en 14 uit het veelal gebruikte Ezechiël 37, waar staat dat God het volk pas als het wéét Wie Heere is uit graven zal doen oprijzen. Sinds de Holocaust weet het Joodse volk niet Wie de Heere is, zegt hij. “Sterker nog, de Holocaust heeft bij velen tot een verbitterd godsbeeld en secularisatie geleid.” In Ezechiël 37:14 staat: ‘Ik zal Mijn Geest in u geven, u zult tot leven komen en Ik zal u in uw land zetten. Dan zult u weten dat Ik, de Heere, dut gesproken en gedaan heb.’
Stier: “De veronderstelling dat het Joodse volk naar het land is gegaan en daar nu wacht op de uitstorting van Gods Geest, is niet in overeenstemming met de feiten. En zeker niet in overeenstemming met Gods Woord. Pas nadat de Geest het tot leven heeft gewekt, keert het volk terug naar het land, zal men weten Wie de Heere is en dat Hij dit heeft gedaan. Binnen het algemene zionistische gedachtengoed staat de kracht van de mens centraal en niet het ‘Ik zal’ van de Heere.”
Als volk, verzucht de auteur, is Israël nog nooit tot inkeer gekomen. “Het mag duidelijk zijn dat de huidige staat Israël niet het beloofde Messiaanse herstel is waarnaar de Heere verlangt. De huidige staat leidt echter wel tot de periode die de Bijbel aanduidt als ‘de tijd van Jakobs benauwdheid’.