Door David Lazarus
Toen ik in 1982 met mijn pantserinfanteriebataljon richting Libanon reed om Arafat en de PLO te verdrijven, die zich tussen de burgerbevolking hadden verschanst, leerde ik Omer kennen. Deze baptist uit de VS reed op een BMW-motorfiets door Libanon om Hezbollah-moslims het evangelie te vertellen.
Op een keer nam Omer een vriend mee, Eli Hizbani. Hizbani was een Hezbollah-jihadist uit Zuid-Libanon, tot hij op een mijn stapte, waardoor zijn benen werden weggeslagen. Hij vertelde me: ‘Terwijl het bloed uit mij wegstroomde, raakte ik bewusteloos. Toen heb ik Jezus gezien. Hij zei dat ik tot Hem moest komen. Ik herinner me niet alles meer wat er is gebeurd, maar in elk geval werd ik in een veldhospitaal wakker. Ik vertelde de andere Hezbollahstrijders dat Jezus me had gered.’
De soldaten in mijn eenheid waren ontroerd door mijn verhaal. Omer en Mike brachten Hizbani naar Jeruzalem, waar hij Jood en Arabier vertelde wat hem overkomen was. Wij waren destijds geroerd, maar ook geschokt dat een jihadist in Jezus kon geloven. De laatste keer dat Hizbani in Israël was en door de oude stad van Jeruzalem strompelde, vertelde hij me: ‘Ik houd van het Joodse volk. Als Joden mijn verhaal horen en ik hen over Jezus vertel, zijn ze diep geraakt en willen er meer over horen.’
Deze week, dertig jaar later, hebben mijn vrienden Mike en Omer zeventig voormalige moslims naar Jeruzalem gehaald. Mike vertelde: ‘Deze mannen zetten hun leven op het spel om naar Israël te komen. Als ze naar huis teruggaan dreigt er gevangenisstraf, louter omdat ze de Joodse staat hebben bezocht. Ze kunnen aangevallen worden door Arabische regeringen en door jihadisten.’
Met toestemming overgenomen uit het maandblad Israel Today (www.israeltoday.nl)