Na de aanslagen in Parijs en andere uitingen van religieus extremisme verschijnen er telkens weer artikels in de pers die suggereren dat religie onvermijdelijk leidt tot intolerantie. Hevige acties roepen hevige reacties op, dat is begrijpelijk, maar deze reacties zijn eerder emotioneel dan rationeel. De karikaturen en veralgemeningen vliegen dan in het rond. ‘Tolerantie’ lijkt het hoofddogma van deze tijd geworden te zijn, maar het wordt zo algemeen en ambigu in de mond genomen dat niemand nog weet wat ermee bedoeld wordt. Want waarom juichen we dan als de overheid ineens ‘nul-tolerantie’ uitroept in de strijd tegen kinderslachtoffers in het verkeer? Is dat dan niet het toppunt van intolerantie, en dat voor een regering. Natuurlijk niet: intolerantie is hier een goede zaak, een teken van principes. Er is een heel rijtje wat we tegenwoordig veel minder tolereren dan vroeger: dronkenschap achter het stuur, racisme, corruptie, sjoemelsoftware, monopolisering, milieuvervuiling, pedofilie, kindslavernij, mensenhandel…
‘Zijn gelovigen (in)tolerant?’
Twee vragen moeten dus wat fundamenteler gesteld worden: (1) wat bedoelen we met ‘tolereren’, en (2) wat moet/mag/kan je tolereren, en wat niet? Iemand die vandaag nog rookt, zal ongetwijfeld vinden dat de overheid én de maatschappij erg intolerant en discriminerend aan het worden zijn. Maar een niet-roker zou daarop repliceren: ‘Excuseer, wij hebben juist decennialang jouw asociaal gedrag wél getolereerd.’ Van wiens kant moet de verdraagzaamheid komen? Soms lijkt het wel een wedstrijd: wie het éérst en het hardst roept dat de ander intolerant is, wint de oorlog om de beeldvorming!
De absolute tolerantie, waarvoor sommigen lijken te pleiten, klinkt heel progressief en cool, maar is gewoon absurd: niemand wil dit! De twee terroristen van Charlie Hebdo waren intolerant tegenover cartoons die spotten met hun geloof, en al degenen die uitriepen ‘Je suis Charlie’ waren intolerant tegenover beknotting van de vrije meningsuiting. Kortom, elk mens heeft dingen die voor hem heilig zijn: God, godsdienst, profeet of kerk, ofwel: persvrijheid, democratie, privacy, mensenrechten en economische groei. Deze laatste zijn dus de seculiere ‘heilige koeien’. Degene die van zichzelf vindt dat hij uitermate tolerant is, heeft waarschijnlijk een blinde vlek voor zijn eigen ‘heilige’ principes, ofwel is hij werkelijk totaal onverschillig en kan niets hem nog schelen. Wanneer Patrick Dewael ervoor pleit om de scheiding van kerk en staat te verankeren in de grondwet, dan is dat een uiting van intolerantie tegenover openbare uitingen van geloof. Voor hem is neutraliteit (het Franse ideaal van ‘laïcité’) ‘heilig’. Maar het andere kamp zegt dat je zo een grijze maatschappij krijgt, waarin de diversiteit en veelkleurigheid onderdrukt wordt. Want tolerant zijn is niet moeilijk als je geen mening hebt.
Nu dus de vraag of gelovigen per definitie intolerant zijn? In het kielzog van de radicale islam wordt namelijk ook maar ineens het christendom meegesleurd in de hele discussie: waarom ook niet? Gooi alles maar op één hoop: Bijbel of Koran, Jezus en Mohammed, kerk of sekte… De dure woorden zoals ‘respect’, ‘pluraliteit’ en ‘diversiteit’ worden plots niet meer dan een vodje papier. Zoals de Gentse filosoof Maarten Boudry schrijft in zijn column: ‘Niemand heeft het recht om niet beledigd te worden’: ach, zo worden tolerantie en respect door een vrijzinnige in de praktijk dus ingevuld.
Het is zeker waar dat gelovigen niet alles tolereren, waarschijnlijk minder tolereren dan niet-gelovigen. En de conclusie is daarbij steevast: ‘Ze zijn ouderwets, conservatief, bekrompen, ze zijn nog niet verlicht’. Maar er is ook een andere mogelijke conclusie: er zijn voor een gelovige meer dingen die heilig zijn. Ik wil het hier enkel hebben over het christelijk geloof, want voor de islam kan ik niet spreken. En niet alleen God of Bijbel zijn voor een christen heilig – en ik persoonlijk ben geen seconde van plan om mij daarvoor te schamen – , maar ook bijv. het huwelijk, seksualiteit, waarheid en liefde, het leven, waarden en normen. Er wordt bijv. in het debat rond abortus en euthanasie regelmatig gezegd dat christenen intolerant zijn, maar dit klopt totaal niet: de christenen in ons land tolereren abortus sinds 1990, en euthanasie sinds 2002. Iets tolereren betekent toch niet dat je ervoor moet applaudisseren? Of is het al niet meer toegestaan om een principieel andere mening te hebben? Maar we zijn absoluut tolerant: in België heeft nog niemand een bom gelegd onder een abortuscentrum. De vraag mag evengoed gesteld worden naar de andere kant: wordt er nog getolereerd dat gelovigen het niet eens zijn met wat ‘politiek correct’ is? Of geldt vrijheid van meningsuiting slechts in één richting?
De tegenstem wordt in ieder geval op grote schaal gesmoord in de media. In sommige media wordt opgeroepen tot ‘intolerantie tegenover intoleranten’, maar dit klinkt bijna hetzelfde als: ‘Jij hebt niet het recht om anders te denken dan ik’. Want iedereen vult zijn roep om tolerantie selectief in. Religieuze symbolen werden in het verleden vaak geweerd uit de openbare sfeer met als argument: ‘Dat beledigt ongelovigen of andersgelovigen’. Maar hoe bizar is dat? Hoe kan hen dat beledigen? Hoe intolerant is dat?
‘Was Jezus onverdraagzaam?’
Je kan de vraag nog scherper stellen: is God intolerant? Absoluut wel én absoluut niet. In de theorie is Hij rechtlijnig en principieel: niet doden, niet liegen, niet stelen, geen overspel… (en de andere Tien Geboden). Wat Hem betreft zou er een nultolerantie moeten gelden tegenover moord, verkrachting, pedofilie, corruptie, uitbuiting, kortom, tegen alle onrecht en kwaad! Maar in de praktijk is God bovenmenselijk tolerant: Hij verdraagt miljarden zonden per dag, laat de zon schijnen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen, Hij vergeeft 7X70 maal, vergeeft zelfs zijn vijanden, Hij bliksemt de zondaar niet neer… Nog sterker, de meeste niet-gelovigen verwijten God precies dat Hij té tolerant is: omdat Hij niet ingrijpt in oorlogen en misdaden…, m.a.w. omdat Hij de (slechte) mensen tevéél vrijheid geeft, of niet? Maar ‘de slechte mensen’, dat zijn natuurlijk altijd ‘die anderen ginds’, hé? Wee God als Hij zich in ónze vrijheid zou durven moeien!
En was Jezus onverdraagzaam? Als het om hemzelf ging, kon hij letterlijk álles verdragen: zware beledigingen, scherpe en zeer onterechte kritiek, onrechtvaardig behandeld worden, marteldood…. Maar als het om de zaak van God ging, kon Hij heel intolerant zijn: de schijnheiligheid van de farizeeën, het misbruik van geestelijke autoriteit, geestelijke onderdrukking in naam van God, de vercommercialisering van de tempel… Tegen bepaalde dingen moét je heel boos worden, omdat ze rampzalige gevolgen kunnen hebben. Maar tegen de overspelige vrouw zei hij: ‘Ook ik veroordeel u niet’.
En zijn christenen dan intolerant? Als we kijken hoe christenen reageren op Charlie Hebdo, moeten we vaststellen dat ze gigantisch tolerant zijn: al decennia verdragen ze spot, groteske beledigingen, de platste en vulgairste cartoons, de schending van het elementair recht op respect en een ‘eerlijk proces’ (in de media). Ik wil hier niet betogen dat christenen altijd voorbeeldig tolerant zijn: er komt onder hen ook star conservatisme of bekrompenheid voor, met de vinger wijzen en oordelen – net zoals bij alle soorten mensen. Maar er zit in principe een positieve keerzijde aan: er klinkt een fel ‘nee’ op basis van een overtuigd ‘ja’. Of moeten werkelijk álle heilige huisjes tot het laatste gesloopt worden? Arme maatschappij waar niets nog heilig is!
‘Tolerantie kan ook gemakkelijk iets arrogants over zich hebben, iets neerbuigends.’
Het begrip ‘tolerantie’ kan zeer verschillend ingevuld worden: (1) ‘Ik ben het niet met je eens, maar ik aanvaard je mening als gelijkwaardig en geef je zelfs ruimte om die te uiten’ (m.a.w. ruimdenkendheid), of (2) ‘Ik verafschuw je opvattingen en je levenswijze, maar ik erken je recht op leven, en gun je, noodgedwongen, de vrijheid van meningsuiting’ (neem bijv. tegenover neonazisme). Tussen deze twee ligt een zeer breed spectrum. Tolereren betekent in ieder geval niet: applaudisseren! Een mens mag écht anders denken, maar wanneer hierop gespuwd wordt, komt de intolerantie van de tegenpartij. Tolerantie kan ook gemakkelijk iets arrogants over zich hebben, iets neerbuigends: wie de ander ‘tolereert’ voelt zich duidelijk superieur én tegelijk edelmoedig om inferieure meningen toe te laten.
Tot slot de vraag wat je (niet) kan/mag/moet tolereren. De regering-Verhofstadt startte bijv. het ‘gedoogbeleid’ rond drugs: betekende dat dat ze drugs plots goéd vonden? Natuurlijk niet, maar het werd geen prioriteit meer voor de politie: de politie had teveel andere, dringender zaken te doen. Was dat dan ruimdenkendheid van de regering, of juist laksheid? En wat als het gaat om prostitutie, met al haar vertakkingen naar criminaliteit en mensenhandel? Gedoogbeleid is geen sterkte, maar een zwakte. Tolerant zijn klinkt ‘cool’ en nobel, maar kan evengoed het gevolg zijn van onverschilligheid of gewoon luiheid. Een huisvader die van zijn kinderen alles tolereert, kan zichzelf ‘modern’ en progressief’ vinden, maar is misschien gewoon gemakzuchtig en denkt: ‘Trek je plan, en laat mij gerust’. Permissiviteit grenst aan kinderverwaarlozing. Als je een bepaalde grens oversteekt, wordt tolerantie schuldige nalatigheid.