Ik zoek mijn broers

0
170
Jozef is de geliefde zoon van zijn vader Jakob, die hem erg verwent. Dat wekt de jaloezie van zijn tien oudere broers op, en in Genesis 37:4 lezen we dan: De broers zagen wel dat hun vader het meest van Jozef hield. Daarom konden ze Jozef niet uitstaan en kon er geen vriendelijk woord voor hem af.

Sjalom
Er kon geen vriendelijk woord voor hem af. Heel letterlijk staat er: ze konden niet met hem spreken tot vrede. ‘Tot vrede spreken’ is een uitdrukking met een heel diepe lading. Sjalom (vrede) is een begrip dat vooral iets zegt over verbondenheid. Het heeft te maken met keuzes die je maakt om je te verbinden met anderen. Geen sjalom spreken betekent dus: niet je leven met elkaar willen delen. De broers kiezen er voor om geen broer meer te willen zijn van Jozef.

Vijandelijk gebied
Hoe reageert Jozef daarop? Toen Jozefs broers er eens op uitgetrokken waren om de kudden van hun vader bij Sichem te laten grazen, zei Israël tegen Jozef: ‘Zoals je weet zijn je broers het vee aan het weiden bij Sichem. Ga jij eens naar hen toe.’ ‘Goed’, zei Jozef, en Jakob vervolgde: ‘Ga kijken hoe je broers het maken en hoe het met het vee staat, en breng mij dan verslag uit.’ (Genesis 37:12-14)
Dit lijkt een onschuldig tafereel, maar er begint zich een drama af te tekenen. Jakob vraagt namelijk aan Jozef om te gaan zien of zijn broers ‘in vrede zijn’, zoals het er in het Hebreeuws staat. En wij weten al dat de broers niet ‘in vrede’ zijn met Jozef, maar dat ze integendeel de band met hem al verbroken hebben. Hoe kan deze va-der dan zijn geliefde zoon naar die vijandige broers sturen?

Zie mij …
En toch neemt Jozef deze taak vrijwillig op zich. Hij zegt: ‘Goed’. Letterlijk ’zie mij’, of ‘hier ben ik’. Met dat ene woord zegt hij eigenlijk: ik wil een broer zijn voor de anderen, zelfs al ga ik mijn ondergang tegemoet.
Hij is niet enige in de bijbel die zich zo’n keus maakt. Want later wordt er over Christus geschreven: ‘Hier ben ik, (…) ik ben gekomen, God, om uw wil te doen.’ (Hebreeën 10:7) We zien het bijna voor ons als een gesprek in de hemel waarbij God vraagt: ik zoek een zoon om op zoek te gaan naar mijn andere kinderen. En Jezus zegt ‘zie mij’, ofwel: hier staat iemand klaar om een broer te zijn voor de mensen. En daarmee gaat hij zijn ondergang tegemoet, net als Jozef.

Zie ons …?
Wat we hier zien bij Jozef en Jezus, raakt ook ons als christen. God verlangt naar alle mensen. Wie hem durft te zeggen: ‘zie mij; ik ben beschikbaar om als uw zoon op zoek te gaan naar mijn broers’, die heeft begrepen wat het betekent om God lief te hebben boven alles en de naaste als zichzelf.
Onze natuurlijke neiging is niet om alle mensen in onze vrede op te nemen, dat wil zeggen voor hen te zorgen zoals wij voor onszelf zorgen. Maar Jozef en Jezus laten zien hoe dat mogelijk wordt: eerst is er het besluit om zoon te zijn, om te handelen vanuit de vader en zijn wil te doen. Dan is er ook de bereidheid om alle mensen te zien als broers, ook al zijn ze misschien heel ver afgedwaald. En als we zo naar mensen kunnen kijken, dan zijn we ook bereid om hen te helpen ook weer zoon en broer te worden. Zelfs al kan dat onze eigen ondergang betekenen. En zelfs al is het onzeker of die ander ook ooit de keus zal maken om zoon en broer te worden.

Het evangelie van Jozef
De zoektocht naar zijn broers, die Jozef voor zijn vader onderneemt, krijgt zo een messiaans perspectief, als een beeld van de eeuwige zoektocht van God naar de mens. En wie kan God op zo’n zoektocht sturen, wie zal voor hem gaan? Jozef laat ons zien dat dit het motto mag zijn van ons leven als christen: ik word gestuurd door mijn vader, en ik ben op zoek naar mijn broers, wat het mij ook mag kosten.

Dit artikel is een bewerking van een hoofdstuk uit het boek van Arie-Jan Mulder ‘Het evangelie van Jozef’, voor € 12,50 te koop in de boekwinkel en op www.delepelaar.org

Klik voor meer informatie op de wereldbol!