Discipelschap – deel 4 van 8

0
286
Hebt u wel eens iemand tot de Heer mogen leiden?

Lezen: 1 Timótheüs 4:1-16

Verzen voor vandaag: “Oefen u in de godsvrucht.” (1 Timótheüs 4:7b) “Niemand schatte u gering om uw jeugdige leeftijd, maar wees een voorbeeld voor de gelovigen in woord, in wandel, in liefde, in geloof en in reinheid.” (1 Timótheüs 4:11,12)

Paulus schreef twee brieven aan zijn discipel Timótheüs. Zijn bedoeling was om de jonge leider Timótheüs te bemoedigen en om hem te waarschuwen tegen allerlei zondige invloeden die de gemeente in Efeze, waar Timótheüs leiding gaf, waren binnengedrongen. De twee brieven van Paulus aan Timótheüs en de brief van Paulus aan Titus worden ook wel de pastorale brieven genoemd omdat daarin veel principes voor pastorale zorg worden besproken en de taak en de verantwoording van de geestelijk leider uitvoerig aan de orde komt.

Timótheüs, de discipel
Wat weten wij over Timótheüs? Wat valt er te vertellen over de relatie tussen Paulus en Timótheüs? Heel wat. De komende dagen willen wij nadenken over een patroon van discipelschap, zoals we dat vinden in de relatie tussen deze twee mannen. We zullen zeven kenmerken ontdekken in de relatie tussen Paulus en Timótheüs. Zeven kenmerken van discipelschap, die ons ongetwijfeld kunnen helpen in het begeleiden van anderen.

1. Paulus leidde Timótheüs tot de Heer
Timótheüs groeide op in de stad Lystra. Zijn vader was een Griek, zijn moeder was Joods. Ze heette Eunice. Zijn grootmoeder heette Loïs. Beide vrouwen waren toegewijde christenen. “En dan komt mij voor de geest uw ongeveinsd geloof, zoals het eerst gewoond heeft in uw grootmoeder Loïs en in uw moeder Eunice, en ook – daarvan ben ik overtuigd – (woont) in u.” (2 Timótheüs 1:5)

Dat betekent dat Timótheüs opgroeide in een christelijk huis. Hij groeide op met de Heilige Schriften. “Blijft gij echter bij wat u geleerd en toevertrouwd is, wel bewust van wie gij het hebt geleerd, en dat gij van kindsbeen af de heilige schriften kent, die u wijs kunnen maken tot zaligheid door het geloof in Christus Jezus.” (2 Timótheüs 3:14,15)

Ondanks het feit dat Timótheüs opgroeide in een christelijk gezin noemt Paulus hem enkele keren zijn kind. “Timótheüs is mijn geliefd en trouw kind in de Here.” (1 Corinthiërs 4:17) “Timótheüs, mijn waar kind in het geloof.” (1 Timótheüs 1:2) Daarmee bedoelde Paulus ongetwijfeld dat hij Timótheüs zag als zijn geestelijk kind. Paulus leidde Timótheüs tot de Heer. Hij was het die hem hielp om te groeien in het geloof. Wanneer Timótheüs precies tot geloof is gekomen weten wij niet. Waarschijnlijk heeft dit plaatsgevonden tijdens de eerste zendingsreis van de apostel Paulus.

Natuurlijk is het niet zo dat we alleen mensen die wij zelf tot de Heer hebben mogen leiden als discipelen verder kunnen begeleiden, maar het geeft wel een extra dimensie aan de relatie. Zoals ouders zich op een diepe manier verbonden voelen met hun kinderen, zo zullen geestelijke ouders hun geestelijke kinderen in hun hart bergen. Dat geeft een prachtige basis voor discipelschap. Maar ook ouders die kinderen adopteren, kunnen zich op eenzelfde diepe manier verbonden weten met hun geadopteerde kinderen. Zo kunnen ook wij jonge christenen ‘adopteren’ in onze zorgen en hen begeleiden in hun geestelijk leven.

Toepassing: Hebt u wel eens iemand (mensen) tot de Heer mogen leiden? Zo niet, wat zou u moeten doen (veranderen) om ook op deze manier door God gebruikt te worden? Zo ja, hoe gaat het met die persoon (personen)? Misschien moet u weer eens contact zoeken.

Gebed: Heer, ik zou graag mensen voor U willen winnen. Amen.

© Maximum Life