Heiligheid

0
316
Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien. Matthéüs 5:8

Indien iemand zich nu hiervan gereinigd heeft, zal hij een voorwerp zijn met eervolle bestemming, geheiligd, bruikbaar voor de eigenaar, voor iedere goede taak gereed. 2 Timótheüs 2:21

Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen, om ons op te voeden, zodat wij, de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakende, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven, verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus, die Zich voor ons heeft gegeven om ons vrij te maken van alle ongerechtigheid, en voor Zich te reinigen een eigen volk, volijverig in goede werken. Titus 2:11-14

En verder: Psalm 18:27, Psalm 24:3,4, Jesaja 35:8, Lucas 1:74,75, Johannes 17:19, Romeinen 6:19-23, 1 Corinthiërs 6:11, 2 Corinthiërs 7:1, Efeziërs 4:20-24, Colossenzen 1:21-23, 1 Thessalonicenzen 5:23, Titus 1:15, Hebreeën 10:14.