Door de gehele Bijbel wordt Adam gezien als historisch persoon, ok in het Nieuwe Testament, zegt Münch. “Daarbij komt dat we Adam in meerdere geslachtsregisters terugvinden, samen met andere Bijbelse personen die ongetwijfeld historische personen waren.”
Ook voor de apostel Paulus was het kennelijk geen vraag of Adam had bestaan. Hij getuigt daarvan in diverse brieven. Tweemaal stelt Paulus Adam tegenover Christus om de dimensies van de verlorenheid van de mens en de hoopvolle boodschap van het Evangelie duidelijk te maken. In Romeinen 3:12-21 stelt de apostel Adam voor als degene die voor de vloek van de zonde verantwoordelijk was en Jezus als Degene Die door Zijn offer de bevrijding van deze vloek bracht.”
Münch citeert ook uit 1 Corinthe 15 de zinsnede: ‘Want zoals allen in Adam sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.’ Hij constateert dat steeds meer Bijbeluitleggers beweren dat Adam alleen een symbolische figuur kon zijn, omdat Paulus in dat hoofdstuk over Adam als de eerste mens spreekt en over Christus als de tweede, respectievelijk laatste mens, wat Jezus in letterlijke zin niet was. Maar volgens de auteur gebruikt Paulus die beschrijving om duidelijk te maken dat Adam het type, oerbeeld, van Jezus is en Jezus Zelf het anti-type. “Adam fungeert als een schaduw waarbij Christus de realiteit is. Adam staat voor de gevallen en Christus voor de ware mens, in de betekenis dat Hij een mens was die volkomen en volmaakt naar de wil van God leefde (zoals Adam had moeten doen).”
De hele leer van de redding door geloof in Jezus Christus krijgt volgens Münch alleen zin als de zondeval historisch heeft plaatsgevonden. “Liberale theologen die de zondeval als een menselijke voorstelling voor het bestaan van het kwaad verklaren, beroven de Bijbel van haar eigenlijke boodschap, namelijk van het verlossende handelen van God voor de mens door Jezus Christus.”
De auteurs stelt de vraag waar zondige natuur vandaag komt, die de mens van God scheidt en maakt dat hij verlossing nodig heeft, als niet in het verleden mensen tegen hun Schepper in opstand zijn gekomen en daarmee de vloek van God over zich afriepen. Als men Adam en Eva door de evolutionistische bril ziet, moet men ervan uitgaan dat de dood niet door de zonde in de wereld kwam, zoals de Bijbel zegt, maar dat de dood voor het ontstaan van de mens juist noodzakelijk was, voert Münch aan. “Maar deze mening is moeilijk met het Bijbelse getuigenis in overeenstemming te brengen.”
Ontkennen van het bestaan van Adam voor het ‘verlichte’ verstand van de mens en diens trots, komt het hem goed uit dat de zondeval nooit zou hebben plaatsgevonden en wij mensen niet zo zondig zijn als in de Bijbel staat opgetekend”, meent de auteur. De grote fout in die denkwijze is dat de mens aan de Schepper dan geen verantwoording schuldig zou zijn, vervolgt hij.
“Ongetwijfeld is het scheppingsverhaal rijk aan metaforen en beelden, ondanks dat maakt de schrijver duidelijk dat het eerste mensenpaar echte personen op een echte plaats waren die feitelijk door de vijand van God werden verzocht en tegen de autoriteit van de Schepper in opstand kwamen, waardoor de zonde de wereld binnenkwam.”