Petrus – deel 3 van 8

0
294
Natuurlijk had Petrus moeten zeggen: “Dat klopt. Ik hoor bij Jezus.”

Lezen: Lucas 22:54-60

Vers voor vandaag: “Ik ken Hem niet!” (Lucas 22:57b)

Een leugen om bestwil
Toen Jezus gevangen werd genomen kozen de discipelen het hazenpad. Ondanks hun goede voornemens gingen zij ervandoor. Maar bij twee discipelen knaagde het geweten. De angst wilde hen wegdrijven van de plek des onheils, maar de liefde voor Jezus en hun toewijding aan Hem dwongen hen om te volgen. Johannes sloeg een laken om zich heen en voegde zich bij de groep. Totdat hij herkend werd en men hem probeerde vast te grijpen. Toen rukte hij zich los, liet het laken in hun handen en vluchtte naakt de nacht in (Marcus 14:51,52).

De tweede discipel was Petrus. Hij volgde de stoet voorzichtig op een afstand. Dat was niet precies wat hij Jezus beloofd had toen hij zei: “Met U ben ik bereid gevangenis en dood in te gaan”, maar in ieder geval volgde hij. Petrus had zelfs de moed om de meute te volgen binnen de poorten van het paleis van de hogepriester. Tussen andere nieuwsgierigen in ging hij bij het vuur zitten.

Vanaf zijn plaats bij het vuur kon Petrus Jezus zien. Ze hadden Hem eerst naar Annas gesleept, de schoonvader van de hogepriester. Later werd hij voorgeleid aan de hogepriester Kajafas. Petrus zag met eigen ogen wat er allemaal met Jezus gebeurde. Hij zag dat Jezus was vastgebonden. Degene waar hij zoveel van hield werd als een gevangene, een misdadiger voorgeleid. De hogepriester, de overpriesters, de schriftgeleerden en de oudsten waren allemaal aanwezig. De hele Raad was vertegenwoordigd, ook al was het midden in de nacht. Ze waren allemaal hals over kop hun bed uitgekomen. Dit wilden ze niet missen.

Het was duidelijk dat ze maar één doel hadden, en dat was om Jezus te veroordelen. Ze probeerden valse getuigen te vinden. Dat was niet moeilijk. Veel mensen wilden in een goed blaadje komen bij hun geestelijke leiders. Zij legden valse getuigenissen af. Maar hun verhalen waren zo verward en zo tegenstrijdig dat de hogepriester er niets mee kon beginnen.

Petrus was ooggetuige van dat alles. Hij zag hoe Jezus – zijn Vriend en zijn Meester – publiekelijk vernederd werd. Moet u zich eens voorstellen wat er in deze Petrus omgegaan is. Maar, toen stolde het bloed in zijn aderen. Met een luide stem zei een slavin wijzend op Petrus: “Ook die was bij Hem!”

Hoe had Petrus toen moeten reageren? Wat had hij moeten doen?
Natuurlijk had hij moeten zeggen: “Dat klopt. Ik hoor bij Jezus.”
Maar, dat durfde hij niet.
Met zachte stem zei hij: “Vrouw, ik ken Hem niet!”

Intussen ging het proces verder. De mensen schreeuwden tegen Jezus. Ze spuwden Hem in het gezicht. Ze sloegen Hem met hun vuisten. Iemand sloeg Jezus in het gezicht. Petrus zag het allemaal.

De opmerking van de slavin had de belangstelling van anderen gewekt. De omstanders keken Petrus onderzoekend aan. Een andere vrouw zei: “Ook gij behoort tot hen!” Maar Petrus snauwde: “Mens, ik niet!” In het evangelie naar Matthéüs staat dat hij Jezus loochende met een eed. Hij zei: “Ik ken de mens niet.” (Matthéüs 26:74) Is dat niet erg? En tegelijkertijd zó begrijpelijk?

Toepassing: Gedreven door angst verloochende Petrus Jezus. Is zoiets u wel eens overkomen?

Gebed: Here Jezus, ik wil U ‘kennen’. Amen.

© Maximum Life