Lohuis: Evangelie werd mensgericht

0
382
Eenvoudig, direct en overtuigend was de prediking van historische predikers, die grote opwekkingen tot gevolg had. Maar in moderne evangelische gemeenten ontstaat vaak toenemende opwinding door gebruik van technische middelen. Dat zegt Oscar Lohuis in Het Zoeklicht (2018). Hij vraagt zich af of men eigenlijk geneigd is God te dienen of toch in principe het omgekeerde wenst.

De auteur zag zo’n hedendaagse dienst op televisie, vol liederen waarin steeds om meer van God werd gevraagd.  “De uitbundigheid, het enthousiasme en het springen en dansen dat hiermee gepaard gaat, werd steeds meer”, schrijft Lohuis. “Alsof de beleving van deze uitbundigheid – die opgewekt werd door de muziek – gelijk stond aan de ervaring van Gods aanwezigheid.”

Overvloed
Een contrast met wat hij eerder op een Bijbelschool studenten had geleerd in een studie over bedieningen van onder anderen John Wesley en George Whitefield. Aan het einde van die tv-uitzending zei de man van het voorgangerspaar: ‘Jezus is voor jou gestorven, om jou overvloed te geven.’ Niets over zonde, de schuld van de mens en de straf die iedereen verdient. Lohuis: “Het gaat alleen maar over de overvloed die wij kunnen verkrijgen. Kom tot Jezus en Hij zal je vervullen. Het eeuwige leven wordt gepredikt zonder oproep tot bekering. Het is een mensgericht evangelie geworden in plaats van een radicaal Godgericht evangelie.”

In Afrika maakte hij het anders mee. Naar een zendingsbasis daar werden honderden jongeren opgevangen en zelfs de politie bracht jonge misdadigers erheen, omdat die wist dat de kans groot is dat zij er veranderd vandaan komen. Er is een weg naar de ondergang en een weg ten leven, wordt hen voorgehouden. Zij worden opgeroepen tot wedergeboorte, tot het zijn van iemand die ernaar verlangt God te gehoorzamen.

Respect
Terug in Nederland zat Lohuis weer in tal van samenkomsten die daarmee een contrast vormden. “In bijna alle liederen die waren uitgekozen ging het zwaar over ‘ik’, over ‘mijn’, ‘wij’ en ‘ons’. ‘Geef ons’, ‘vul ons’ en ‘zegen ons’ voerden de boventoon.”

Als een ongelovige zo’n samenkomst bezoekt, kan die op grond van de liederen denken dat christenen een geloof hebben “waarin het draait om onszelf en ons geluk”, voegt de auteur eraan toe. Tijdens een spreekbeurt voor een studentenvereniging kreeg hij te horen te veel nadruk te leggen op de regel en de boodschap van Gods liefde te weinig aan bod te laten komen. ‘Ik mis respect voor anderen’, zei iemand. Lohuis: “Alsof geen twijfel hebben over wat God heeft gezegd een gebrek aan respect voor anderen is.” Respect zit ‘m volgens hem niet in het van elke gedachte zeggen dat die even waardevol is.

Door jarenlange prediking van een om de mens draaiend evangelie werd een beeld van een God neergezet, waarbij Hij er hoofdzakelijk is om de mens te zegenen, verzucht de auteur. “Deze God bevestigt ons altijd, wat wij ook doen. Deze God blijft altijd van ons houden, hoe wij ook leven. In geen enkele relatie tussen mensen zou dat werken, naar voor de relatie met God zou dat ineens wel werken.”

Een god die er alleen voor de mens is, aait hem over de bol en neemt hem op schoot, zegt Lohuis. “Het is niet de God van de Bijbel, maar een mentale afgod. Na de schepping van de mens is de Schepper, niet de mens, centraal gaan staan.” Het schepsel doet er goed aan dat zelf ook niet te doen, waarschuwt hij.